Het was meer dan een eeuw lang nauwelijks voorstelbaar, een voorjaar zonder koers. Zonder gedokker over kasseien, zonder heuvelklassiekers, etappewedstrijden, massasprints en bergetappes. Totdat een virus onze maatschappij ging beheersen, en de sport verviel tot een bijzaak in het leven.
Dit boek is het relaas van twee wielervolgers die aanvankelijk een wielerseizoen in duigen zien vallen. Ze tonen zich bezorgd over de impact van het virus, niet alleen op de samenleving, maar ook op de toekomst van de wielersport. Ze verbazen zich daarna over de veerkracht van organisatoren, ploegen en coureurs. Over een sport die zich aan de crisis ontworstelt en creatief omgaat met de beperkingen in tijden van corona.
Vele kopstukken uit de Lage Landen komen aan het woord. Grote namen als Patrick Lefevere, Wout van Aert, Wouter Vandenhaute, Anna van der Breggen en Tom Dumoulin.
Ze kijken vooruit, naar hoe de sport verdergaat na het vreemdste jaar in de wielergeschiedenis, wat er moet gebeuren met de macht van de grote organisatoren, de veiligheid in en rond de koers en de manier waarop de sport zich via de televisie verkoopt. Maar ze kijken ook terug op een seizoen dat lang stilstond, als in een oneindig lijkende surplace, en daarna alsnog een spetterende finale kreeg met honderd dagen koers.