De tourorganisatie experimenteert al enkele jaren om de spektakelwaarde op te krikken met korte maar explosieve etappes. Op 26 juli is de klimrit naar Tignes 126,5 km lang. Eén dag later is de Alpen-etappe tussen Albertville en Val Thorens slechts 131 kilometer lang.
Op vrijdag 26 juli gaat de etappe over 123 kilometer van Saint-Jean-de-Maurienne naar Tignes. Onderweg vier beklimmingen, allen giganten van de Alpen. Na de Montée d’Aussois (6,5 km à 6,2 %) en de Col de la Madeleine (3,9 km à 5,6 %) volgt de Col de l’Iseran (12,9 km à 7,5 %), het hoogste punt van deze Tour. De col is voor het eerst sinds 2007 weer opgenomen in het parcours. De slotklim naar Tignes is 7,4 kilometer lang aan een gemiddelde van 7 %.
Daags voor het einde staan de beklimmingen van de Cormet de Roselend (19,9 km à 6 %) en de Côte de Longefoy (6,6 km à 6,5 %) op het menu, alvorens de renners beginnen aan de slotklim naar Val Thorens (33,4 km à 5,5 %).
Of deze korte ritten voor extra spektakel gaan zorgen, valt nog af te wachten. Zo denken we aan de goed bedoelde poging met de Formule 1-start in 2018 die uiteindelijk een maat voor niets werd. De renners wachtten mekaar en hun helpers gewoon op, geen man tegen man gevecht zoals de organisatie had verwacht.
Al hopen we natuurlijk op 2 bergritten waarin het klassement voor de gele en de bolletjestrui nog moet beslist worden. Misschien, en alleen dan, kunnen we nog iets verwachten.